Er worden meer en meer events georganiseerd waarbij opblaasbare structuren voor kinderen en/of volwassenen worden geplaatst. Denk maar aan springkastelen en obstakelparcours. Dat gebeurt echter niet altijd op een veilige manier. Daarom voert de FOD Economie binnenkort controles uit op evenementen waar opblaasstructuren worden geplaatst.
Een ernstig ongeval met een springkasteel heeft recentelijk een veiligheidsprobleem met springkastelen en andere opblaasbare structuren aan het licht gebracht. Bovendien hebben de controlediensten van de FOD Economie verschillende gevaarlijke situaties vastgesteld met opblaasbare structuren. Daarom vestigen we graag je aandacht op dit probleem.
Het aanbieden van opblaasbare structuren zoals springkastelen is een dienstverlening die veilig moet zijn. Afhankelijk van de situatie en het publiek, moet dit voldoen aan het koninklijk besluit van 28.03.2001 betreffende de uitbating van speelterreinen, of het koninklijk besluit van 25.04.2004 houdende reglementering van de organisatie van actieve ontspanningsevenementen.
De meeste verontrustende vaststellingen zijn:
- De schokdempende ondergrond ontbreekt of is niet adequaat. Gezien de hoogte van de vrije val moeten de structuren worden geplaatst op een harde ondergrond met voldoende en aangepaste valmatten of op een valdempende ondergrond. Zonder die veiligheidsmaatregel loopt het kind het risico op breuken of ernstig hoofd- en hersenletsel bij een val.
- De positionering of ruimte tussen verschillende springkastelen of andere (opblaasbare) structuren of andere obstakels is onvoldoende. De vrije ruimte rondom de opblaasbare structuur moet voldoende zijn en vrij van obstakels om te vermijden dat kinderen tegen elkaar botsen of op obstakels vallen.
- De opblaasbare structuren zijn niet verankerd. Dat kan ertoe leiden dat ze omvergeblazen worden door de wind of dat ze bij gebruik verschuiven en ruimte creëren tussen de structuren (zie ook vorig punt). Dit kan ernstige verwondingen opleveren voor wie zich op of naast de opblaasbare structuur bevindt.
- De verbindingen tussen verschillende modules opblaasbare structuren zijn niet geschikt en onveilig. Bij een niet geschikte verbinding kunnen de verschillende modules tijdens gebruik verschuiven en ruimte creëren tussen de structuren waarbij kinderen zich verwonden of vallen en vast komen te zitten.
- De blazer (luchttoevoerapparatuur) is toegankelijk voor de kinderen. De blazer mag niet binnen handbereik van de kinderen op de structuur zijn. Dat kan leiden tot vingerbeknelling, brandgevaar, elektrocutiegevaar of ernstig letsel als het opblaasbare kasteel plotseling leegloopt.
- De opblaasbare structuur is opgesteld op een onveilige locatie, bv. naast een straat met verkeer of naast geparkeerde voertuigen. Die situatie kan leiden tot ongevallen door interactie met externe elementen.
- De instructies van de fabrikant over onder andere de installatie van de opblaasbare structuur, het minimaal aantal mensen voor toezicht, en de minimale grootte van de (binnen)ruimte voor de betreffende opblaasbare structuur, worden niet of onvolledig opgevolgd. Dat kan aanleiding geven tot situaties zoals in de vorige punten beschreven.
Bovendien blijkt dat organisatoren niet altijd (goed) op de hoogte zijn van de mogelijk gevaren tijdens het gebruik van opblaasbare structuren en de toepasselijke reglementering. Dat heeft een impact op de veiligheid.
Daarom gaat de FOD Economie binnenkort controles uitvoeren op evenementen waar opblaasbare structuren worden aangeboden aan de bezoekers. Als de controlediensten gevaarlijke situaties vaststellen, zullen ze niet aarzelen de activiteiten onmiddellijk stop te zetten.
Meer informatie over de veiligheid van evenementen met opblaasbare structuren vind je in de folder Pop-upevenementen met opblaasbare structuren.
Meer informatie over de reglementeringen vind je op de website van de FOD Economie:
- veiligheid van speelterreinen: https://economie.fgov.be/nl/veiligheid-van-speelterreinen
- veiligheid van actieve ontspanningsevenementen: https://economie.fgov.be/nl/veiligheid-van-actieve
—
Foto: FOD Economie